Goede verwilderaars
Stinzenbollen werden eeuwen geleden aangeplant op buitenplaatsen en bij kastelen en landgoederen. ‘Stins’ is Fries (Nederlands dialect) voor ‘stenen huis’. Voor meer aanzien, betrokken rijke bewoners planten uit gebieden elders en door de jaren heen zijn deze planten ingeburgerd. Veel voorjaarsbloeiende bollen en knollen vallen onder deze plantengroep. De meeste stinzenbollen beschikken over de eigenschap zeer makkelijk te verwilderen. Vaak komen ze het jaar erop zelfs in grotere getale terug. Ze vermeerderen zich ondergronds via klisters of groei van knollen in de breedte en bovengronds via zaad. Vaak zijn het mieren die de zaden verspreiden. Sommige soorten, zoals Eranthis hyemalis (winterakoniet), kunnen tot hele tapijten uitgroeien.
Geschikt voor landscape
In het vroege voorjaar vormen de nectar en pollen uit de bloemen van stinzenbollen een belangrijke voedingsbron voor insecten en verhogen ze de belevingswaarde van het verder nog kale openbaar groen. Een greep uit de stinzenbollen die geschikt zijn voor landscape:
Corydalis cava – synoniem C. bulbosa (holwortel)
De nectar zit in sporen van de licht paarsrode tot witte bloemen. Honingbijen en wilde bijen waaronder de rosse metselbij weten ze te vinden.
Hoogte: 35 cm.
Bloeiperiode: maart-april
Standplaats: schaduw
Crocus tommasinianus (boerenkrokus)
Topdrachtplant, waarop honingbijen, hommels en vlinders, waaronder kleine vos vaak te vinden zijn.
Hoogte: 10-15 cm.
Bloeiperiode: februari-maart
Standplaats: zon
Eranthis hyemalis (winterakoniet)
Een van de vroegst bloeiende plantensoorten in het jaar. De gele bloemen lokken hommels, honingbijen en vlinders. Vroeg in het jaar is deze soort vooral interessant voor de dan al actieve aardhommel.
Hoogte: 5-15 cm.
Bloeiperiode: januari-maart
Standplaats: zon/halfschaduw
Galanthus nivalis (sneeuwklokje)
De witte bloemen zijn aantrekkelijk voor honingbijen, hommels en vlinders, waaronder dagpauwoog. In het openbaar groen nog weinig toegepast.
Hoogte: 10-15 cm.
Bloeiperiode: februari-maart
Standplaats: zon/halfschaduw
Hyacinthoides non-scripta (wilde hyacint of boshyacint)
Op de blauwe, licht geurende bloemen komen zweefvliegen, honingbijen en wilde bijen af, waaronder hommels en de roodpotige groefbij.
Hoogte: 20-40 cm.
Bloeiperiode: april-mei
Standplaats: halfschaduw
Groots kleureffect
Het aantal bloembollen per m2 hangt samen van de toepassing en het gewenste beeld in het eerste jaar. Voor een uniforme beplanting, waarmee direct in jaar één al een tapijt van bloemen ontstaat, is het advies voor Fritillaria meleagris (wilde kievitsbloem) 100/m2 en voor Crocus tommasinianus (boerenkrokus) 200/m2. Voor combinatiebeplanting met vaste planten, rozen of heesters is dit aantal lager. Leveranciers van bloembollen kunnen mengsels met stinzenbollen samenstellen. Daarmee kan worden gevarieerd met vormen, kleuren en bloeiperiode. Zo kan het na een vroege bloeier als Galanthus nivalis (sneeuwklokje) de beurt zijn aan Chionodoxa luciliae (sneeuwroem), gevolgd door Tulipa sylvestris (bostulp) en Narcissus poeticus (dichtersnarcis). Het kleureffect van stinzenbollen in de openbare ruimte is groots, zeker na een aantal jaren. Na de bloei maken ze plaats voor andere planten.
Praktische tips
Voor een rijke bloei in het volgende jaar, moet het loof van bollen en knollen volledig afsterven. De bol krijgt dan gelegenheid om voldoende reservestoffen op te slaan. Hier moet rekening mee worden gehouden met het maaitijdstip van stinzenbollen in gras. Het is van belang dat de bodem niet wordt verstoord. Voorlichting aan burgers om de grond niet te betreden is daarom aan te bevelen.