Nerine

Familie: Amaryllidaceae

Oorsprong: Zuid-Afrika

Bloemkleur: roze (hoofdkleur), wit, oranje, rood

Bloeiperiode: september – oktober

Hoogte: 35 – 90 cm

Plantdiepte: Het bolle gedeelte onder de grond en de hals net boven de grond

Plantafstand: 20 cm

Boltype: bol

Lichtomstandigheden: volle zon

Toepassingen: borders, bakken/containers en als snijbloem

Historie

Volgens een populaire anekdote heeft de Nerine zijn populaire naam kliplelie gekregen toen een Nerine tegen de kust van het Engelse Kanaal eiland Guernsey opbotste. Zo werd de Zuid-Afrikaanse Nerine in Europa geïntroduceerd. Nerine heeft een groepje bloemen op een bladloze steel. Elke bloem is trompetvormig. de krul van de bladeren staat achteruit.

Belangrijkste soorten

  • Nerine bowdenii (omvat 90% van de bollen) – roze
  • Nerine undulata (crispa type) – roze
  • Nerine sarniensis cousca ‘Major’ – karmijn tot oranje-rood
  • Nerine flexuosa ‘Alba’ – wit

Er is een groot verschil tussen Nerine bowdenii en Nerine sarniensis zijn. De bloemen van Nerine bowdenii bloeien aan het eind van de groeiperiode (september – oktober) als de bladeren bijna zijn uitgedroogd. Nerine sarniensis bloeit aan het begin van de groeiperiode (september). Na de bloei gaat de plant groeien en ontwikkelingen de bladeren zich.